woensdag 2 juli 2008

Ingrid Jonker (1933 - 1965)


Ingrid Jonker was een Zuid-Afrikaanse dichteres die in het afrikaans schreef en veelvuldig vergeleken wordt met dichters zoals Sylvia Plath & Anne Sexton.

Jonker werd geboren op 19 september 1933 nabij Kimberley, de hoofdstad van de huidige provincie Noord-Kaap, als tweede dochter van Abraham H. Jonker (een schrijver die politicus werd voor de Nasionale Party) & Beatrice Cilliers. Haar ouders scheidde nog voor haar geboorte, en samen met haar zuster groeide ze op bij haar moeder & grootouders op een boerderij in de buurt van Kaapstad. Met haar diep gelovige grootmoeder bezocht Ingrid veel religieuze bijeenkomsten, waar ze gegrepen werd door de wonderlijke verhalen en taal van de bijbel. Op haar zesde begon ze zelf met het schrijven van gedichten. Na het overlijden van haar grootvader zwierven de vier vrouwen door Kaapstad, zonder vast inkomen. Haar geesteszieke moeder overleed in 1943, waarop Ingrid en haar zus bijn hun vader, diens derde vrouw en hun kinderen kwamen te wonen. Maar het tweetal werd duidelijk beschouwd en behandeld als zijnde buitenstaanders, wat een onoverbrugbare kloof zou slaan tussen Ingrid & haar vader, een schaduw werpend over de rest van haar leven.

Ze zette het dichten voort en zocht op haar twaalfde contact met D.J.Opperman, een dichter en schrijver die veel invloed op haar werk zou hebben. Op school ging het goed, maar van haar vader en stiefmoeder mocht ze niet verder studeren.

In 1949 had ze een bundel gereed, Na die Somer, maar ondanks interesse van uitgevers werd de bundel niet gepubliceerd. Geld verdiende ze met werk bij drukkers, uitgevers en boekwinkels. Ook volgde ze een cursus poezie. Haar eerste publicatie werd in 1956 de bundel Ontvlugting, opgedragen aan haar vader die het werk echter afkeurde. In dat jaar huwde ze de aanzienlijk oudere schrijver Pieter Venter, met wie ze in Johannesburg ging wonen. In 1957 werd hun dochter Simone geboren. Het werd echter geen gelukkig huwelijk : Jonker klaagde over eenzaamheid en leed aan depressies. Jonker en Venter scheidden in 1960, zij ging met haar dochter terug naar kaapstad.

Ingrid Jonker behoorde tot een groep kunstenaars waaruit de beweging van de sestigers zou ontstaan. Ze verzetten zich onder meer tegen de censuur die de regerende Nasionale party oplegde - een beleid dat mede door Ingrids vader Abraham werd uitgevoerd, De politieke onenigiheid dreef vader en dochter nog verder uit elkaar. De censuur werd mede ingegeven door de kritiek op de regering die losbarstte vanwege de gehate pasjeswetten en na het bloedbad in Sharpeville in 1960. Jonker had daarover het gedicht Die kind geschreven, Door haar kritische houding ten opzichte van de apartheid lukte het haar jarenlang niet om een nieuwe bundel te publiceren.

Die kind wat dood geskiet is deur soldate by Nyanga

Die kind is nie dood nie
die kind lig sy vuiste teen sy moeder
wat Afrika skreeu skreeu die geur
van vryheid en heide
in die lokasies van die omsingelde hart

Die kind lig sy vuiste teen sy vader
in die optog van die generasies
wat Afrika skreeu skreeu die geur
van geregtigheid en bloed
in die strate van sy gewapende trots

Die kind is nie dood nie
nòg by Langa nòg by Nyanga
nòg by Orlando nòg by Sharpville
nòg by die polisiestasie in Philippi
waar hy lê met 'n koeël deur sy kop

Die kind is die skaduwee van die soldate
op wag met gewere sarasene en knuppels
die kind is teenwoordig by alle vergaderings en wetgewings
die kind loer deur die vensters van huise en in die harte van moeders
die kind wat net wou speel in die son by Nyanga is orals
die kind wat 'n man geword het trek deur die ganse Afrika
die kind wat 'n reus geword het reis deur die hele wêreld

Sonder 'n pas

Maart 1960

Psychische problemen leidden enkele malen tot opname in psychiatrische inrichtingen, ze leed net als haar moeder aan manische depressiviteit. In 1961 werd ze voor het eerst opgenomen, nota bene in Valkenburg, de kliniek waar haar moeder was overleden. In die tijd had ze verhoudingen met de schrijvers Andre Brink en Jack Cope. Brink was getrouwd en Cope een kleine twintig jaar ouder. Een zwangerschap leidde tot een abortus, een nieuwe aanslag op haar weinig stabiele geestelijke gezondheid.

In 1963 verscheen toch de bundel Rook en oker , die enthousiast werd ontvangen in liberale kringen. Voor de bundel ontving ze in 1964 een prijs van de Afrikaanse pers-boekhandel. Daardoor en door een studiebeurs van de Anglo American Corporation kon ze een lang gewenste reis naar Europa maken, waarbij ze ondere anderen de in Parijs wonende schrijver en dichter Breyten Breytenbach ontmoette. Na een breuk met reisgenoot Brink, die uiteindelijk voor zijn vrouw koos, stortte ze in en moest ze in Parijs worden opgenomen.
Terug in Zuid-Afrika bleef ze depressief. In de winter nacht van 19 juli 1965 verliet ze blootsvoets de kliniek waar ze was opgenomen. Een politie-agent zag haar en bracht haar terug, maar niet veel later wist ze alnog het strand van Drieankerbaai te bereieken en liep ze de zee in. Haar leven loze lichaam spoelde aan op het strand. Naar verluidt reageerde haar vader op het bericht van haar dood met de woorden "voor mijn part gooien ze haar weer terug".

Ontvlugting

Uit hierdie Valkenburg het ek ontvlug
en dink my nou in Gordonsbaai terug:

Ek speel met paddavisse in 'n stroom
en kerf swastikas in 'n rooikransboom

Ek is die hond wat op die strande draf
en dom-allenig teen die aandwind blaf
Ek is die seevoël wat verhongerd daal
en dooie nagte opdis as 'n maal
Die god wat jou geskep het uit die wind
sodat my smart in jou volmaaktheid vind:

my lyk lê uitgespoel in wier en gras
op al die plekke waar ons eenmaal was.

1956

Geen opmerkingen: