Muzikant & schrijver van eenvoudige komaf die uit zou groeien tot één van de meest populaire Zweedse dichters. Hij kreeg pas postume waardering - gedurende zijn leven leed hij aan financiële tekorten en werd zijn werk door critici afgedaan als onbegrijpelijk.
Werd geboren te Skattlösberg Grangärde. Zijn vader - Adolf Andersson - was een diep religieus man, onderwijzer in een kleine dorpsschool. Verdiende bij als boekbinder. Ze waren arm en de familie moest extra inkomen zien te beuren uit verscheidene klusjes en deeltijdbaantjes.
In zijn jeugd leidde Dan een zwervend bestaan. Werkzaam als houtbewerker, tijdelijk leerkracht, fabrieksarbeider en reizend verkoper. Op zijn veertiende werd hij naar Amerika gestuurd om de mogelijkheden tot emigratie te gaan bestuderen. Werkte daar op de boerderij van een oom en tante maar na acht maanden keerde hij terug zonder geld en met de blaren op zijn hielen. Terug in Zweden zat hij weer snel in het vertrouwde ritme van het ene baantje na het andere. Iets wat jaren aanhield, maar hem in ieder geval wel veel inspiratie verstrekte voor zijn poëzie.
In 1910 trad Andersson toe tot het Zweedse leger, maar werd al snel ontslagen in verband met Tuberculose.
Hij las veel van denkers zoals Kant, Schoppenhauer & Nietszsche. Onder zijn vrienden bevond zich ook ene Martin Koch, die later typische arbeiders romans zou publiceren.
Vanaf 1913 stortte hij zich volledig op het schrijven
1914 - Kolarhistories
1915 - Kolvaktarens visor
1916 - Dat Kallas vidskepsele (korte verhalen)
Liet zich in zijn werk inspireren door schrijvers zoals Wilde, Tagore en Dostojevski.
Bleef leven in complete armoede en probeerde zijn hoofd enkel nog boven water te houden doormiddel van schrijven.
De familie verhuisde in 1915 naar Granberg, waar ze een huis bouwde. Op de koude zolder bleef Andersson ondertussen stug doorschrijven.
1917 - Svarta Ballader (gedichten)
1918 - De Tre Hemlösa (autobiografisch - de drie thuislozen)
1919 - David Ramms Arv
Als schrijver bleef Andersson echter onbekend bij het grote publiek
David Rann is de zoon van een arme kleermaker (Andersson's vader is een periode kleermaker geweest). Hij groeit op met zijn broer in een afgelegen dorpje dat geplaagd wordt door religieuse fanatici. David gaat naar zee, ondergaat de zonden van Londen en wordt gered door een zichzelf opofferende prostitué.
In 1917 werkte hij als een journalist voor Ny Tid, een krant die verscheen in Göteburg. Hij nam ontslag in 1918 & keerde terug naar Grasberg - naar zijn ouders.
In 1918 trouwde hij met Olga Turesson & vestigde zich in een klein dorpje (Göuas) waar zijn vrouw werkzaam was als lerares, maar hij bleef zwervende. Zijn financiële situatie bleef slecht, ondanks de voorschotten & giften van vrienden.
Hij stierf op 16 september 1920 in een hotel te Stockholm aan een cyanide vergiftiging. De Cyanide werd gebruikt om vlooien en andere bedbeestjes te doden. Maar het matras en beddengoed waren niet bepaalde goed gelucht zodat de volle dosis er nog in was blijven zitten, en Andersson dit gedurende de nacht geïnhaleerd heeft, om vervolgens niet meer wakker te worden. Hij werd 32 jaar.
Werd geboren te Skattlösberg Grangärde. Zijn vader - Adolf Andersson - was een diep religieus man, onderwijzer in een kleine dorpsschool. Verdiende bij als boekbinder. Ze waren arm en de familie moest extra inkomen zien te beuren uit verscheidene klusjes en deeltijdbaantjes.
In zijn jeugd leidde Dan een zwervend bestaan. Werkzaam als houtbewerker, tijdelijk leerkracht, fabrieksarbeider en reizend verkoper. Op zijn veertiende werd hij naar Amerika gestuurd om de mogelijkheden tot emigratie te gaan bestuderen. Werkte daar op de boerderij van een oom en tante maar na acht maanden keerde hij terug zonder geld en met de blaren op zijn hielen. Terug in Zweden zat hij weer snel in het vertrouwde ritme van het ene baantje na het andere. Iets wat jaren aanhield, maar hem in ieder geval wel veel inspiratie verstrekte voor zijn poëzie.
In 1910 trad Andersson toe tot het Zweedse leger, maar werd al snel ontslagen in verband met Tuberculose.
Hij las veel van denkers zoals Kant, Schoppenhauer & Nietszsche. Onder zijn vrienden bevond zich ook ene Martin Koch, die later typische arbeiders romans zou publiceren.
Vanaf 1913 stortte hij zich volledig op het schrijven
1914 - Kolarhistories
1915 - Kolvaktarens visor
1916 - Dat Kallas vidskepsele (korte verhalen)
Liet zich in zijn werk inspireren door schrijvers zoals Wilde, Tagore en Dostojevski.
Bleef leven in complete armoede en probeerde zijn hoofd enkel nog boven water te houden doormiddel van schrijven.
De familie verhuisde in 1915 naar Granberg, waar ze een huis bouwde. Op de koude zolder bleef Andersson ondertussen stug doorschrijven.
1917 - Svarta Ballader (gedichten)
1918 - De Tre Hemlösa (autobiografisch - de drie thuislozen)
1919 - David Ramms Arv
Als schrijver bleef Andersson echter onbekend bij het grote publiek
David Rann is de zoon van een arme kleermaker (Andersson's vader is een periode kleermaker geweest). Hij groeit op met zijn broer in een afgelegen dorpje dat geplaagd wordt door religieuse fanatici. David gaat naar zee, ondergaat de zonden van Londen en wordt gered door een zichzelf opofferende prostitué.
In 1917 werkte hij als een journalist voor Ny Tid, een krant die verscheen in Göteburg. Hij nam ontslag in 1918 & keerde terug naar Grasberg - naar zijn ouders.
In 1918 trouwde hij met Olga Turesson & vestigde zich in een klein dorpje (Göuas) waar zijn vrouw werkzaam was als lerares, maar hij bleef zwervende. Zijn financiële situatie bleef slecht, ondanks de voorschotten & giften van vrienden.
Hij stierf op 16 september 1920 in een hotel te Stockholm aan een cyanide vergiftiging. De Cyanide werd gebruikt om vlooien en andere bedbeestjes te doden. Maar het matras en beddengoed waren niet bepaalde goed gelucht zodat de volle dosis er nog in was blijven zitten, en Andersson dit gedurende de nacht geïnhaleerd heeft, om vervolgens niet meer wakker te worden. Hij werd 32 jaar.