donderdag 1 december 2011

Keith Douglas, Engeland (1920-1944)


Keith Douglas werd geboren op 24 januari 1920 in Turnbridge Wells te Kent als enigst kind van Kapitein Keith Sholto Douglas en Marie Josephine Castellain. Zijn jeugd kende nogal de nodige tegenslagen. Zo kreeg zijn moeder in 1924 een hersenontsteking waar ze nooit meer geheel van zou herstellen en ging de door zijn vader opgezette kippenfarm enkele jaren later failliet.

Keith ging naar de Edgeborough School te Guildford in een periode dat het gezin steeds armer werd en vader zelfs de wijk moest nemen naar Wales op zoek naar een baan. De slechte financiële situatie en de maar niet verbeterende zwakke gezondheid van moeder Marie leidde in 1928 tot een breuk. Vader vertrok niet veel later, om nooit meer terug te keren. Met als resultaat dat de achtjarige Keith in feite verantwoordelijk werd gesteld voor zijn moeder. De jonge knaap leed duidelijk onder het feit dat zijn vader geen contact meer met hem zocht. Pas in 1938 zou keith een brief van zijn vader ontvangen, maar enige behoefte aan contact was ondertussen natuurlijkerwijs volledig wegeebt.

In september 1931 werd hij toegelaten op Christ's Hospital nabij Horsham, een publieke school die vooral bedoeld was voor kinderen wiens ouders deze vorm van onderwijs anders nooit zouden kunnen bekostigen, alwaar hij studeerde tot 1938. De geboden structuur en veiligheid voelde als een warme deken aan voor hem, aangezien hij dit in zijn jeugd ergens altijd gemist had. Alhier ontwikkelde hij ook zijn liefde voor de literatuur en het schrijven van gedichten. Een activiteit waardoor hij zowel positief als negatief als een buitenbeentje beschouwd zou worden. De enige acvtiviteit waardoor hij enige connectie voelde met zijn medestudenten was de militaire training die op school gegeven werd. Hierdoor verloor hij ook een beetje zijn wilde haren en wist hij zijn autoriteitsprobleem iets beter onder controle te houden. Een probleem dat hem al meerdere malen op de rand van schorsing en verwijdering had gebracht.

Hierna volgde een meer productieve periode waarin hij zowel qua studie als qua sport veelvuldig van zich deed spreken. Onder andere resulterend in een beurs voor Merton College, Oxford alwaar hij geschiedenis en Engels ging studeren. De bekende dichter Edmund Blunden, zijn mentor op Merton, was danig onder de indruk van de gedichten van Douglas dat hij ze op een gegeven moment zelfs doorstuurde naar T.S. Eliot wiens reactie mogelijk nog lovender was. Douglas werd redacteur van The Cherwell, en werd tevens opgenomen in de bloemlezing "Eight Oxford Poets (1942)", maar tegen die tijd zat hij reeds aan het front. Enkele andere opgenomen dichters in deze bundel waren, Sidney Keyes, Drummond Allison, John Heath-Stubbs en Philip Larkin,maar aangezien deze allen jonger waren dan Douglas is het onwaarschijnlijk dat hij ze zelfs ook maar gekend heeft.

De Oorlog was nog niet begonnen, of Douglas stond reeds voor de deur van het rekruteringskantoor. Het zou echter nog tot juli 1940 duren alvorens hij mocht beginnen met zijn training. In juli van het daaropvolgende jaar werd vertrok hij naar het midden-oosten. Na een kort verblijf te Cairo en Palestina, kwam hij uiteindelijk in het hoofdkwartier bij El Alamein terecht, twintig kilometer achter het front ten tijde van de tweede slag om El Alamein. Na lange tijd te hebben toegekeken hoe de verschillende regimenten aan het front de ene klap na de andere te verwerken kregen, stapte hij op 27 oktober in een vrachtwagen en reed naar het front. Aldaar meldde hij zich bij de dienstdoende officier met de leugen dat hij gestuurd was, maar aangezien deze elke man kon gebruiken die zich maar aandiende, werd er verder geen zaak van gemaakt. Zodoende zou hij als onderdeel van het achtste leger de glorieuze opmars door Noord-Afrika meemaken, welke hij zo beeldend beschreef in zijn boek Alamein to Zem Zem.

Hij keerde terug te Engeland als kapitein in december 1943 en maakte deel uit van de invasie te Normandië op 6 juni 1944. Hij werd gedood door mortiervuur op de negende juni nabij Bayeux. Hij werd ter plekke begraven, maar zou later nog een herbegrafenis krijgen op de militaire begraafplaats te Tilly-sur-Seulles.


Bibliografie:

Selected Poems (Keith Douglas, J.C. Hall, Norman Nicholson) (1943)
Alamein to Zem Zem (memoir) (1946)
Collected Poems (1951)
Selected Poems (Faber 1964)
The Complete Poems (1978)


Vergissmeinnicht

Three weeks gone and the combatants gone
returning over the nightmare ground
we found the place again, and found
the soldier sprawling in the sun.

The frowning barrel of his gun
overshadowing. As we came on
that day, he hit my tank with one
like the entry of a demon.

Look. Here in the gunpit spoil
the dishonoured picture of his girl
who has put: Steffi. Vergissmeinnicht.
in a copybook gothic script.

We see him almost with content,
abased, and seeming to have paid
and mocked at by his own equipment
that's hard and good when he's decayed.

But she would weep to see today
how on his skin the swart flies move;
the dust upon the paper eye
and the burst stomach like a cave.

For here the lover and killer are mingled
who had one body and one heart.
And death who had the soldier singled
has done the lover mortal hurt.



How To Kill

Under the parabola of a ball,
a child turning into a man,
I looked into the air too long.
The ball fell in my hand, it sang
in the closed fist: Open Open
Behold a gift designed to kill.

Now in my dial of glass appears
the soldier who is going to die.
He smiles, and moves about in ways
his mother knows, habits of his.
The wires touch his face: I cry
NOW. Death, like a familiar, hears


And look, has made a man of dust
of a man of flesh. This sorcery
I do. Being damned, I am amused
to see the centre of love diffused
and the wave of love travel into vacancy.
How easy it is to make a ghost.


The weightless mosquito touches
her tiny shadow on the stone,
and with how like, how infinite
a lightness, man and shadow meet.
They fuse. A shadow is a man
when the mosquito death approaches


Villanelle Of Spring Bells


Bells in the town alight with spring
converse, with a concordance of new airs
make clear the fresh and ancient sound they sing.

People emerge from winter to hear them ring,
children glitter with mischief and the blind man hears
bells in the town alight with spring.

Even he on his eyes feels the caressing
finger of Persephone, and her voice escaped from tears
make clear the fresh and ancient sound they sing.

Bird feels the enchantment of his wing
and in ten fine notes dispels twenty cares.
Bells in the town alight with spring

warble the praise of Time, for he can bring
this season: chimes the merry heaven bears
make clear the fresh and ancient sound they sing.

All evil men intent on evil thing
falter, for in their cold unready ears
bells in the town alight with spring
make clear the fresh and ancient sound they sing.


Cairo Jag

Shall I get drunk or cut myself a piece of cake,
a pasty Syrian with a few words of English
or the Turk who says she is a princess--she dances
apparently by levitation? Or Marcelle, Parisienne
always preoccupied with her dull dead lover:
she has all the photographs and his letters
tied in a bundle and stamped Decede in mauve ink.
All this takes place in a stink of jasmin.

But there are the streets dedicated to sleep
stenches and the sour smells, the sour cries
do not disturb their application to slumber
all day, scattered on the pavement like rags
afflicted with fatalism and hashish. The women
offering their children brown-paper breasts
dry and twisted, elongated like the skull,
Holbein's signature. But his stained white town
is something in accordance with mundane conventions-
Marcelle drops her Gallic airs and tragedy
suddenly shrieks in Arabic about the fare
with the cabman, links herself so
with the somnambulists and legless beggars:
it is all one, all as you have heard.

But by a day's travelling you reach a new world
the vegetation is of iron
dead tanks, gun barrels split like celery
the metal brambles have no flowers or berries
and there are all sorts of manure, you can imagine
the dead themselves, their boots, clothes and possessions
clinging to the ground, a man with no head
has a packet of chocolate and a souvenir of Tripoli.


The Knife

Can I explain this to you? Your eyes
are entrances the mouths of caves
I issue from wonderful interiors
upon a blessed sea and a fine day,
from inside these caves I look and dream.

Your hair explicable as a waterfall
in some black liquid cooled by legend
fell across my thought in a moment
became a garment I am naked without
lines drawn across through morning and evening.

And in your body each minute I died
moving your thigh could disinter me
from a grave in a distant city:
your breasts deserted by cloth, clothed in twilight
filled me with tears, sweet cups of flesh.

Yes, to touch two fingers made us worlds
stars, waters, promontories, chaos
swooning in elements without form or time
come down through long seas among sea marvels
embracing like survivors in our islands.

This I think happened to us together
though now no shadow of it flickers in your hands
your eyes look down on ordinary streets
If I talk to you I might be a bird
with a message, a dead man, a photograph.

1 opmerking:

Jürgen Smit zei

bron : Wikipedia + inleiding selected poems