vrijdag 9 december 2011
Jacob van Eeghen, Nederland (1818-1834)
Jacob van Eeghen (Amsterdam, 21 maart 1818 - aldaar 28 oktober 1834) is een telg uit het bankiersgeslacht van Eeghen.
Jacob van Eeghen is de zoon van Abraham van Eeghen (Amsterdam, 7 november 1786 - aldaar 31 oktober 1818) en zijn tweede echtgenote Petronella Rachussen. Uit een eerder huwelijk met Aletta Willink zijn 3 kinderen voortgekomen. Vader Abraham is firmant bij bankiershuis Van Eeghen & Co van 1809 tot zijn overlijden in 1818. Hij heeft zijn jongste zoon maar enkele maanden meegemaakt.
Ondanks zijn vroegtijdig overlijden heeft Jacob van Eeghen een gedichtenbundel nagelaten. Het is postuum uitgegeven in 1835 en heet "Keuze van nagelaten gedichtjes". Het is in 5 delen opgesplitst: geschreven op 10/12-jarige leeftijd, op 13-, 14-, 15- en 16-jarige leeftijd. In de inleiding staat o.a.: "Hij is overleden .... na te zijn geslaagd in zijn opgevat voornemen om nooit aan zijne ouders eenige zorg of droefheid te veroorzaken".
In 1877 verscheen een tweede druk (zie hierboven). Naast het Nederlands schreef de Jonge van Eeghen ook gedichten in het Frans en het Latijn. Daarnaast maakte hij verschillende vertalingen uit het Duits & het Frans, in welke taal vooral De la Martine zijn lievelingsdichter scheen te zijn.
De Oorlog
Ziet gij ginds die dichte rookwolk, die de velden overdekt,
en in dikke dampkolommen naar des hemels bogen trekt?
Hoort gij ginds dien schorren donder, die al bulderend rolt en kraakt,
daar van allen kant de bliksem vreesselijk geld en akker blaakt?
Hoort gij ginds de schrille toonen der trompet, die langs het dal
ijlings door de schaterende echo's wordt herhaald met luid geschal,
en gepaard aan 't rommelend brommen der eentoonige oorlogstrom,
akelig antwoordt op het bulderen van het dreunend schutgebrom?
Hoort gij ginds dat gillend kermen, dat wanhopig rouwmisbaar?
Wat toch mag het onheil wezen, dat zoo groot een weedom baar?
De Oorlog
'k Heb heden nacht gedroomd, een Kannibaal te wezen:
een zendling kwam tot mij, en sprak van God de Heer;
en toen ik hem Gods woord, de Bijbel, hoorde lezen,
werd ik van tijger lam, en boog voor God mij neer.
Wat zalig volk, dacht ik, dat, zonder leed te vrezen,
in eeuwige vrede leeft, als dienaars van een leer,
die zegt: doet men u kwaad, vergeld met goed het weer;
ja, waardoor wraak en strijd, als doodslag, wordt misprezen.
'k Ging toen naar het Christenland, doch vond er, tot mijn leed,
slechts tweedracht, oorlog, moord!.... De Kannibaal is wreed,
doch kan op verre na niet bij die Christnen halen :
(dus sprak ik) gene moordt, daar hij niet beter weet;
maar dezen kennen God, en blijven Kannibalen!
Dit zeide ik in mijn droom - 'k durf wakend het herhalen.
© Jacob van Eeghen
In het Rijksmuseum te Amsterdam hangt een schilderij van hem, in 1887 gemaakt door Jacobus Hermanus Otterbeek naar een pastel uit 1830. (zie hierboven)
Bronnen : Het geheugen van Nederland & wikipedia
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten