woensdag 29 oktober 2014

kort dag gedicht 23 : Jeanne vande Putte (1907-1930)

 
 
Te winter toen het had gesneeuwd
 
Te winter toen het had gesneeuwd,
Wit op de zwarte kiezellaan,
Was het zoo heerlijk, zonder geluid,
Op onze rubberzolen gaan.
 
We hebben toen 't geluk beseft
Te gaan door het leven, stil en rein,
Het goede te doen, zonder gehoord,
Zonder herkend te zijn.
 
Heer, schenk ons Uw gave gebenedijd:
Om enkel aandacht van U te wenschen,
Om altijd vroolijk-berustend te zijn
In de vergetelheid der menschen.
 
Op den moeilijken weg naar U,
Hoort Gij alleen ons gaan,
Als toen we stapten over de sneeuw
Met onze rubberschoenen aan.
 
© Jeanne vande putte 1928
 

donderdag 23 oktober 2014

kort dag gedicht 22: Jacobus Jan Theodoor Scharff (1841-1869)

***

Poëzie

Gods tempel lag vernield, de liefde werd vergeten,
Het kwaad regeerde de aard met ijzersterke hand,
De deugd werd diep verguisd, het schoone ruw versmeten -
En 't donker kroost der hel boeleerde in stad en land. -

God zag die ramp en sprak met innig mededogen :
"Wien zend ik, voor mijn zaak, naar gindsche woestenij?"
Toen kwam de Poëzie naar de eeuwge troon gevlogen,
Viel in aanbidding neêr en smeekte:  "Vader, mij!" -

uit: Gedichten (1866)

woensdag 22 oktober 2014

kort dag gedicht 21 : Gerard Bruning (1898-1926)


Montparnasse

                                  Handen

... waaiend naar den nacht
dees koel-gesneden bloem.

Vrouw! vrouw!
te vèr gedoold:
donkere wonden
derven
den rooden vogel
die in  je polsen zong:

te ver gedoold -
dit speelt zich weerloos stuk

(1925)

dinsdag 21 oktober 2014

kort dag gedicht 20: Will Wemerman (1913-1939)


Zooals wij in de avondwind...

Zooals wij in de avondwind
langs fluisterende oevers schreden,
waar twee nog late zwanen gleden,
zoo denk ik veel aan jou, mijn kind.

En als ik vruchteloos heb gestreden
met wat een ziel te strijden vindt,
dan dwaal ik daar en waan: ik vind
je voetstap nog in 't zand getreden.

Wat wij in liefdes uren vonden,
is als een goden-droom geweest.
Doch immer zingt het in mijn geest ;
"Zooals wij samen zwijgen konden..."


uit : Twee kasteelen (1939)

zondag 19 oktober 2014

kort dag gedicht 19: Jaap van Domselaer (1923-1944)



Ik wou dat ik u treffen kon, bewogenheid,
maar gij zijt sprakeloos of zijt verdwenen.
Ik hunkerde soms diep naar u, bewogenheid,
gij echter op mijn roep,
                               zijt nooit in mij verschenen.

En als gij kwaamt, al onverwacht,
                                               dan waart gij pijn
in mij, en waren donker uwe vlagen.
En mijn verweer is schijn, is slechts een vragen:
kon ik u treffen, niet getrofen zijn.

uit: Altijd nader en even ver: het dichtersleven van jaap van domselaer 1923-1944 door Loet Swart.

zaterdag 18 oktober 2014

kort dag gedicht 18: Jan Willem van Sonsbeeck (1774-1797)



Aan mijne ouders 

Dierb're Vader! dierb're Moeder!
Trouwe leidsters mijner jeugd!
Die mij vroeg de schoonheid leerdet
Van de wijsheid, van de deugd!

Wijl Gij de oorsprong van mijn leven,
En van de mijne zangen zijt;
Zijn U deze kleene zangen,
Tot erkentenis gewijd!

Op dat, zoo de wil des hemels
Mij slechts weinig jaren gaf,
En, in de eerste vaag mijn's levens
Mij deed dalen in het graf;

Dit gezang nog zou getuigen,
Hoe mijn hart steeds had gebrand,
Voor den Vrede, voor mijn Ouders
En voor de eer van 't Vaderland!

© J W van Sonsbeeck (1791)

dinsdag 14 oktober 2014

kort dag gedicht 16 : Emiel Moyson (1838-1868)


Aan eenen vroegeren vriend

Waarom zijn wij geen vrienden meer!
ik kan zo moeilijk u vergeten...
wij hebben toch zo meen'gen keer
lange uren gul bijeen gezeten.

Terwijl wij in elkanders hart,
met meer dan broederlijk vertrouwen,
onz' hope stortten en onz' smart,
al wat 't geweten in kan houen.

Wij hebben toch zo vaak getween
een fijne pint... te veel genomen,
en zijn zo dikwijls, slap ter been,
van 't bierhuis samen weergekomen.

Wij hebben toch zoo menigmaal -
o verre reeds vervlogen dagen ! -
voor 't heilig recht der moedertaal
te gaar een kloeken slag geslagen.

O als ik aan dat alles denk,
dan vraag ik m' af, (en 't is m' of 'k weene!)
kan 't mooglijk zijn, dat op een wenk
zoo'n vriendschap in een'ziel versteene?

uit : Liedjes en andere verzen (1869)




zondag 12 oktober 2014

kort dag gedicht 14: Petrus Augustus de Genestet (1829-1861)




BOUTADE

O land  van mest en mist, van vuilen, kouden regen,
Doorsijperd stukske  grond, vol killen dauw en damp,
Vol vuns, onpeilbaar slijk en ondoorwaadbre wegen,
Vol jicht en parapluies, vol kiespijn en vol kramp!

O saaie  brij-moeras, o erf van overschoenen,
Van kikkers, baggerlui, schoenlappers, moddergoôn,
Van eenden groot en klein, in allerlei fatsoenen,
Ontvang het najaarswee van uw verkouden zoon!

Uw kliemerig klimaat maakt mij het bloed in de aderen
Tot modder; ’k heb geen lied, geen honger, vreugd noch vreê.
Trek overschoenen aan, gewijde grond der Vaderen,
Gij niet op mijn verzoek. ontwoekerd aan de zee.

zaterdag 11 oktober 2014

kort dag gedicht 13: Niek Verhaagen (1915-1948)


De danser
Een neger schenkt de vermouth in de glazen.
Wij drinken, Pit en ik, en walsen dan.
Zij ligt als speelgoed in de ronding van
mijn rechterarm en in de dans verwazen
de kleine, bruine borsten - ik verlang
van deze wilde nacht de laatste fase.
Ik leid haar circelend naar de oase,
een groepje palmen in de marmergang...

Een pluche loper en een schoen die kraakt.
Reeds ben ik van de razernij genezen...
Haast als een priester die gebeden prevelt
heb ik de wandling door de gang gemaakt...

Maar als zij opspringt uit de witte nevel
vang ik, weer duizelend, het warme naakt.

© Niek Verhaagen, De verboden vrucht (1941)

donderdag 9 oktober 2014

kort dag gedicht 12 : Willem Godschalk van Focquenbroch (1640-1670)


Anders ['Graf-schrift.Van Mr. F.']


Hier leydt in 't onder-aerdsche hock
Het rist van d' arme Mr. F.
Begraeven onder deesen koor-steen:
Hy was gebooren t'Amsterdam,
Soo swart als een Westfaelse-ham,
Door roockt gelijck sijn besjes schoorsteen.
Den roock was oock sijn Element;
Waer door hy meenigh parckement
Heeft om den damp aen stuck gekurven.
Hy heemeld' op een Donderdagh;
Had hy gewacht tot Saterdagh,
Hy was soo vroegh noch niet gesturven.

dinsdag 7 oktober 2014

kort dag gedicht 11 : Robbert Cijfer (1919-1945)



Ontmoeting

Ik heb de dood gezien, als kleine jongen
in 't zand gezeten, spelend met zijn zeis,
hij was zo argeloos, niet oud en grijs
en luisterde naar de psalmen, die wij zongen.

Dit is de wrede dood niet, die gedrongen
in angst-verhitte dromen ons de reis
op aarde wreed-ruw afbreekt, ik heb niet eens gedongen
om nog één uur, want hij wees 't paradijs.


© Robbert Cijfer (1939)

brion: NIOD

maandag 6 oktober 2014

kort dag notities

De jonggestorven dichter Bastiaan van Heijningen (1865-1889) werd gedoopt door de vader van Jacques Perk (1859-1881).

kort dag gedicht 10: Koos van Rijckevorsel (1896-1918)

 
Klanken van het Brabantsche land - Zuid Nederlandsche drukkerij te 's Hertogenbosch 1919
 
 
Meeuwen

Lui zijn de puntige vlerken aan 't wuiven:
De lijven ze zwenken steeds heen ende weer:
Zacht zucht de wind door de donkere kuiven:
De zonglans licht wit op hun kleedje van veer.

Ik zie hoe ze wankelend zweven en schuiven,
Vlak boven 't spatten van 't grijsgrauwe meer:
Ze krijschen en wild door elkander heen, ze stuiven
En zijgen, heel zacht, op het watervlak neer.

Dan schomm'len ze rustig en laten zich wiegen
Op 't deinend gewentel der klotsende baren,
Als dobb'rende pinken, die huizewaarts varen.

En na dat gedans zie 'k ze spelend weer vliegen,
Omhoog en omlaag zonder poozen of rusten,
Hoog boven zee, boven duinen en kusten.

© Koos van Rijckevorsel
18 december 1912 - 16 jaar

zaterdag 4 oktober 2014

kort dag gedicht 9 : Anthony van der Woordt (1769-1794)

 
De Duinen van Vlissingen
 
 O Duinen mijner Moederstad! hoe dikwijls waard gij getuigen
van de verrukkingen die ik genoot op een uwer hoogtens.
Van daar zag ik! – wen geen woedende stormen de zee beroerden, en de natuur deden sidderen,
De zon met stille Majesteid beneden heure kimmen dalen!
Daar aan de eene zijde de golven op de blanke Stranden speelden,
heerschte aan de andre, in ‘t Landschap een statige Stilte.
De vogelen hoorde ik van verre hun avondlied zingen;
Terwijl de koeijen zig voeden tegen den nadrenden nacht!
De opkomende maan schoot een zilveren straal op het stille water.
Ik gevoelde mijn Schepper en storte dankbare traanen!!
Langzaam keerde ik, onder het nadren der duisternis, naar de woelende Stad te rug. -
 
Bij elken voetstap zag ik nog eens met verlangen na mijn verlatene plaats om!
Ik dankte God dat hij mij gevoelig geschapen had; En ik was blijde!
 
1785.
 
van der Woordt was toen zestien jaar oud.

Bovenstaand gedicht kwam overigens niet in de bundel "Gedichten" terecht die hij in 1794 op zijn sterfbed samenstelde en welke hij nog net op tijd van een nawoord wist te voorzien..

Hieronder enkele scans van mijn exemplaar van de heruitgave uit 1941. Met voorwoord van Victor van Vriesland.