zondag 30 maart 2014

Gretchen Koning, Nederland (1917-1945)

Verzamelgebieden dienen strak begrensd te worden, want anders is het einde zoek. Deze gedachte trof me enkele jaren geleden weer eens nadat ik in een Leidens antiquariaat verzeild was geraakt & aldaar een 16-bladzijden tellend boekje met de titel "Een laatste groet van Uus" onder ogen kreeg.


Het bleek gedichten te bevatten van ene Gretchen Koning. Een naam die nou niet bepaald een belletje deed rinkelen. De Naslagwerken en ook Google gaven mij geen enkele uitsluitsel of zij of dit boekje ooit door iemand besproken is. Maar ze werd slechts 28 en behoorde daarmede in mijn bibliotheekje der jonggestorven dichters thuis. Ik had me natuurlijk af kunnen vragen of haar poëzie wel goed genoeg was om haar een plek binnen de Nederlandse literatuur waardig te achtten, maar steeds meer neig ik de grens wat op te rekken. Al was het slechts om me zodoende tot mijn negentigste bezig te kunnen houden & het idee een encyclopedie der jonggestorven dichters in volledigheid samen te stellen zo ver mogelijk naar de toekomst te verwijzen. Vervolgens verdween de aangeschafte bundel in de chaos die mijn boekenkamer heet. Kon het nergens meer vinden, het spoor geheel bijster tot ik het vandaag tussen een stapel met boeken over de geschiedenis van de HIJSM Lijn weer tegenkwam.

Gretchen Koning (ook wel Uus genoemd) werd op 17 maart 1917 te Amsterdam geboren op de hoek van de Zeilstraat en de Schinkelkade. Op 11 november 1918 verhuist ze met haar familie naar Hilversum, om zich anderhalf jaar later te vestigen in Laren, waar ze haar schooljaren doorbrengt. Als ze twaalf jaar is, schrijft ze tijdens een periode van ziekte een toneelstukje "Als je maar wacht, dan komt het wel" dat ze thuis met verschillende klasgenootjes opvoert en dat ook gespeeld wordt in het openlucht theater van de Humanitaire school te Laren. Maar het grootste deel van haar artistieke driften botviert ze op het maken van poppen & geborduurde wandkleden. Die in 1938 niet enkel in verschillende bladen beschreven werden maar ook werden tentoongesteld in de kunstkelder op het Spui te Amsterdam. Waar ze in 1933 weer naartoe was verhuisd.


Gretchen trouwt op 16 april 1941 met de kunstschilder Louis Krüger. Kort daarvoor bleek ze reeds ziek, maar de verschijnselen worden niet herkend. In het najaar moet ze worden opgenomen in BG, waar Tuberculeuse ontstekingen worden geconstateerd. Zes maanden is ze in het BG en is daar meermalen de dood nabij. Dan gaat ze naar het sanatorium te Beekbergen, waar ze eveneens zes maanden verblijft. Schijnbaar genezen komt ze in het najaar van 1942 weer thuis, maar voorjaar 1943 moet ze weer naar een sanatorium, nu in Laren. Ondertussen, huurt ze nog wel een atelier alwaar ze een joodse onderduiker weet te verbergen. In het najaar gaat ze echter weer naar huis, om in Januari 1944 voor goed te gaan liggen eerst in Amsterdam, later weer te Laren, maar zo ziek dat absolute bedrust noodzakelijk is. De Longen zijn nu ook aangedaan. Ze leest veel en wisselt dat af met handwerken. Totdat op 9 oktober 1944 de totale verduistering begint. De lange duistere nachten gebruikt ze om verzen te bepeinzen die ze overdag opschrijft. Zo ontstaan eerst een 40-tal kinderverzen, die ze ook illustreert. Maar er leeft meer in haar en zo ontstaan er ook veel volwassen werken. (waarvan dus maar een kleine keuze in het posthume boekje terecht is gekomen dat hier nu op de pagina met haar portret voor me ligt opgenslagen) Op 14 september werd ze naar het ziekenhuis te Laren gebracht, alwaar ze op de 26e september van dat jaar overleed.


bron : Een laatste groet van Uus - Van Wijland . Laren 1945

donderdag 27 maart 2014

Emile van der Borch van Verwolde, Nederland (1910-1943)


Emile van der Borch van Verwolde werd geboren op 17 mei 1910 als zoon van Burgemeester Willem Henrik Emile baron van der Borch van Verwolde & Liné van der Borch van Verwolde Vouté te Gorssel (Het gezin woonde op het landgoed Huis Verwolde in Laren - Gelderland)

Van der Borch volgde het Christelijk lyceum te Zutphen. In 1924-25 verbleef hij, wegens een longaandoening, in een Zwitsers sanatorium waar hij een Franstalig lyceum kon bezoeken. Na terugkeer naar Nederland vervolgde hij het Christelijk lyceum te Zeist : in 1929 behaalde hij het gymnasium A-examen.

Hij studeerde rechten te Leiden & Groningen, was medewerker aan het literair tijdschrift "Groot Nederland" (bijdrage : "zeven verzen voor mijn broer Paul" 1937) & het Leids studentenblad "Virtus Concordia Fides" (bijdragen bestonden uit gedichten, verhalen, essays & boekbesprekingen). Zijn officiële debuut was het gedicht Sonnet dat gepubliceerd werd in het poëzietijdschrift Helikon in 1931)

Daarnaast stond hij bekend als een groot boekenliefhebber, die onder andere verschillende bibliofiele uitgaven verzorgde, in samenwerking met uitgever Stols en graficus John Buckland Wright, waarmee hij in de jaren 1932-'33 te Parijs begonnen was. Hieronder bevond zich onder andere werk van Rimbaud, Apollinaire & Swinburne. Hierna werkte hij op vrijwillige basis als zetter bij Stols in Maastricht.

In 1935 pakte hij in Groningen zijn studie weer op en in 1940 studeerde hij cum laude af.

In de oorlog was hij actief als verzetsstrijder, maar als lid van de inlichtingendienst werd hij echter verraden en op 11 juni1942 gearresteerd. Op 20 juli 1943 werd hij met negentien anderen op de Leusderheide gefusilleerd. In 1985 werd hem postuum het verzetsherdenkingskruis verleend. Op het landgoed verwolde staat achter in de tuin een gedenksteen ter nagedachtenis van van der Borch.

Gedichten van Emile verschenen na de oorlog in: Aux frais dún amateur. Emile Baron van der Borch van Verwolde en het boek" van C. van Dijk & in Verzamelde poëzie, Verwolde 1979.

De Wanhopige

Er is geen mens zover als ik gegaan
op deze weg van zoden en van stenen, -
ik heb met alles wat voorbij is afgedaan,
nu ben ik eindelijk met mij zelf alleen en
kan niet verder.

De haven ligt verdronken in de nacht,
het water droomt onder de bruggebogen
van een verzonken en verzwegen vracht,
en in het donker zie ik vrouwenogen, -
maar dit is niets.

Thuis bloeien anemonen in het gras
tegen de berk aan, voor de zon geborgen,
en ik hoor stemmen en een hond die blaft
tegen zijn baas, en wacht het 'goedemorgen',-
het is voorbij.

Ik voel geen medelijden noch verzet
voor hen die deze reis nog nooit begonnen,
maar zich te ruste leggen in het veilige bed
van gewaardeerde deugd en gewaardeerde zonde, -
want zij zijn dood.

© Emile van der Borch van Verwolde

Bronnen: Bart FM Droog (Poëziemarathon) Wikipedia & Huis Verwolde