zaterdag 2 april 2011

André Marie (de) Chenier, Frankrijk (1762 - 1794)



Chénier werd in Turkije geboren op 29 oktober 1762 als zoon van een Frans lakenhandelaar (waar andere bronnen spreken over het feit dat zijn vader consul zou zijn). Toen hij zeven was keerde de familie terug naar Frankrijk. Hij kreeg een militaire opleiding, maar verliet de dienst al snel vanwege een zwakke gezondheid. Hij vestigde zich in 1773 te Parijs, waar hij ondanks zijn onbemiddelde toestand een mondain leven leidde en zijn eerste gedichten schreef.

Na een reis door Zwitserland en Italië werd hij in 1878 secretaris van de Franse ambassadeur in Engeland. Terug in Frankrijk, in 1790, liet hij zich meeslepen door de idealen van de Franse Revolutie. Hij protesteerde echter al snel tegen de excessen en viel in een artikel de Jakobijnen aan, hetgeen uiteindelijk leidde tot zijn arrestatie, veroordeling door een revolutionaire rechtbank en executie door de guillotine op 25 juli 1794. Drie dagen later viel het bewind van Robespierre en kwam er een einde aan de ‘Grote Terreur’.

Afgezien van enkele artikelen, pamfletten, korte prozateksten en twee langere gedichten, heeft Chénier tijdens zijn leven niets gepubliceerd. Na zijn dood, in 1895, verscheen met veel succes zijn Ode à une jeune captive, dat hij schreef in afwachting van zijn executie, en waarin hij de rol van een medegevangene aanneemt die eveneens in afwachting is van een executie. Later waren het vooral de romantici ((Hugo, Balzac, Sainte-Beuve) die ook zijn poëzie beroemd maakten. Zijn gedichten zijn typisch 18e-eeuws, neoclassicistisch en bezingen de wetenschappelijke vooruitgang. Chénier wordt echter ook gezien als de eerste Fransman die de gevoeligheid van de antieke kunst heeft weten te hervinden, via een beeldende (en dus niet-verhalende) poëzie. Ook zijn tekstbehandeling was nieuw, in die zin dat hij alexandrijnen soepeler maakte en het rijm natuurlijker en eenvoudiger.

(Bron: Wikipedia)

Geen opmerkingen: