zondag 17 oktober 2010

Panait Cerna, Roemenië (1881-1913)



Panait Cerna werd geboren als Panait Stanciov op 26 augustus of 25 september 1881 te Cerna.

Zijn vader eveneens luisterend naar de naam Panait Stanciov was een Bulgaarse onderwijzer die was neergestreken te Cerna, toen nog een Ottomaanse provincie, en aldaar in het huwelijk trad met Maria Tacu, maar hij verliet haar reeds voor de geboorte van hun zoon. Toen de Roemeense overheid het te Cerna voor het zeggen kreeg, wenste hij zich daar als Bulgaarse nationalist niet bij neer te leggen., zijn gezin in grote armoede achterlatend. Vader en zoon zouden elkaar nooit ontmoeten maar zorgde er wel voor, dat panait zich bovenmatig interesseerde voor de cultuur van zijn voorouders en dat hij later vloeiend Bulgaars sprak.

Cerna studeerde filosofie en letterkunde te Boekarest. Hij debuteerde als dichter in 1897 toen Foaia interessante magazine zijn Trecutul (Het Verleden), een bewerking van Nikolaus Lenau's poezie. Zijn eerste echte poezie publicatie volgde twee jaar later met Orientale in Carmen. Ondanks zijn financiële problemen studeerde hij af in 1906. In diezelfde periode werd er tuberculose bij hem geconstateerd. In Boekarest maakte hij al snel deel uit van de plaatselijke literaire cirkel en schreef geregeld bijdragen voor verschillende bladen zoals Convorbiri Literare.

In 1908 besloot hij zijn studies voor te zetten in het Duitse rijk. Eerst in Heidelberg en vervolgens te Berlijn, waar hij filosofie, Engels en Duits studeerde. Tussen het einde van 1910 en begin 1912 studeerde hij te Leipzig, alwaar hij kort na zijn afstuderen op 26 maart 1913 zou bezwijken aan de tuberculose.

In 1910 was er reeds een verzameld werk van hem verschenen.


maandag 4 oktober 2010

Christopher Caudwell, Engeland (1907-1937)



Caudwell werd op 20 oktober 1907 geboren als Christopher st John Spriggs te Putney. Hij ging naar school bij de Benedictijnen in Ealing, en verliet het ouderlijk huis toen hij zestien was om als journalist te werken bij the Yorkshire Observer. In 1925 ging hij in Londen wonen waar hij medewerker werd van een tijdschrift over de luchtvaart.

In 1935 trok hij zich terug in een afgelegen dorp in Cornwall waar hij in volsttrekte afzondering de werken van Marx, Engels, Lenin, Bukharin & Plekhanov bestudeerde. Hij bekeerde zich tot het Marxisme en ging wonen in de arbeiderswijk Poplar nabij de scheepswerven van Oost -Londen. Niet zoals Orwell, die zich tien jaar eerder had gestort in het leven van de achterbuurten te Londen & Parijs als intellectueel die zijn klasse schuld in kwam lossen, maar echt. Hij huurde permanent een verdieping, sloot zich aan bij het plaatselijke partijleven, schilderde leuzen op muren, verkocht The Daily Worker, sprak op straathoeken & verspreidde vlugschriften. Daarnaast zamelde hij geld in voor een ambulance die ingezet diende te worden voor de klassenstrijd in Spanje.

In december 1936 reed hij deze door de communistische partijcel van het Oost-Londense Poplar bijeengespaarde ambulance eigenhandig naar Spanje, alwaar hij zich aansloot bij de Internationale brigade. Hij sneuvelde op 12 februari 1937 bij de verdediging van Madrid. Op de eerste dag dat hij actief deelnam aan de Spaanse Burgeroorlog

Na zijn dood vond men een enorme verzameling manusripten. Aforismen, toneelstukken, een satirisch versepos over het Engels Duits marineverdrag, gedichten etc. Hij publiceerde gedichten, romans (zowel onder de naam Caudwell als Spriggs) & vele boeken over de luchtvaart.

Van de zogenaamde Auden generatie werd hij wel gezien als 't meest intellectueel begaafd. Men beweerde dat had hij langer geleefd, zelfs Auden niet in zijn schaduw had kunnen staan.

Een korte bibliografie:
1935 This is my hand (roman) - 1937 Illusion & Reality (over de poezie en diens bronnen. zonder enige twijfel beschouwd als zijn meesterwerk) - 1938 Studies in a dying culture (Marxistische essays over schrijvers als DH & TE Lawrence, Shaw, Wells & Freud .. waarin hij allerlei uitingen van de burgelijke cultuur onder de loep nam - een tweede deel verscheen overigens een 1949) - 1939 Poems (heruitgave in 1949)

zondag 3 oktober 2010

Antônio de Castro Alves, Brazilië (1847 - 1871)



Antonio de Castro Alves werd geboren op 14 maart 1847 in Curralinho (in 1900 kreeg dit dorp overigens de naam "Castro Alves"), in de Braziliaanse provincie Bahia, als zoon van Antônio José Alves, een arts, en Clélia Brasília da Silva Castro, dochter van José Antônio da Silva Castro (a.k.a. "Periquitão"), een prominent figuur tijdens het beleg van Salvodor, 1821-1823.

In 1853 werd hij op kostschool gestuurd in Sebrao. In 1862 verhuisde hij naar Recife om aldaar te studeren aan het Faculdade de Direito do Recife, Om tot twee keer toe te zakken voor zijn toelatingsexamen. Pas in 1864 werd hij toegelaten. Aldaar ontmoette hij Tobias Barreto en José Bonifácio , die beide sterk beïnvloed zouden worden door Castro Alves. Zijn vader stierf in 1866. Kort daarna begon hij uit te gaan met de Braziliaanse actrice Eugênia Câmara, die overigens van Portugese afkomst was.

In 1867 keerde hij samen met zijn geliefde terug naar Bahia,alwaar hij begon te schrijven aan zijn drama Gonzaga, ou A Revolução de Minas. In het daaropvolgende jaar vertrokken ze naar São Paulo. Op het einde van 1868 werd zijn Gonzaga op het toneel gebracht. Het stuk kreeg veel positieve reacties, maar zijn gemoedtoestand werd enkel bepaald door de breuk met Eugenia.

Tijdens de jacht, eveneens in 1868, werd hij per ongeluk in zijn linkervoet geraakt, welke vervolgens geamputeerd diende te worden in verband met gangreen.
Het jaar 1870 bracht hij door in de provincie Bahia om te herstellen van Tuberculose dat hij naar alle waarschijnlijkheid gedurende zijn verblijf in Sao Paolo had opgelopen. (hoewel sommige bronnen aangeven dat er reeds op zijn zestiende TBC was geconstateerd)

In 1870 publiceerde Castro Alves zijn bundel Espumas Flutuantes — het enige werk dat gedurende zijn leven gepubliceerd werd. Zijn strijd tegen de TBC bleek al snel een hopeloze te zijn en op 6 juli 1874 overleed hij dan ook op 24-jarige leeftijd te Salvador, Bahia.

werken :
Espumas Flutuantes (1870)
Gonzaga, ou A Revolução de Minas (1875)
A Cachoeira de Paulo Afonso (1876)
Vozes d'África (1880)
O Navio Negreiro (1880)
Os Escravos (1883)

Daarnaast vertaalde hij de werken van Hugo en Byron in het Portugees.

Veel van zijn gedichten hebben een sterke republikeins karakter en handelen vaak over zaken als slavernij. Hoewel sommige bronnen spreken van zijn grote rol in de uiteindelijke afschaffing van de slavernij, wordt die door anderen weer sterk tegen gesproken. Wat overigens niet wegneemt dat hij zijn mening in zijn gedichten nooit onder stoelen of banken heeft gestoken.

The Slave Ship

We are on the high seas... Mad in space
The moonlight plays — golden butterfly;
And the waves run after it. . . tire
Like a band of troubled infants.
We are on the high seas... From the firmament
The stars leap like spray of gold. . .
The sea in turn lights phosphorescence,
Constellations of liquid treasure...

We are on the high seas... Two infinites
Strain there in a mad embrace
Blue, golden, placid, sublime..
Which of the two is ocean? Which sky?...

We are on the high seas.. . Opening the sails,
To the warm breath of the marine breezes,
Sailed brig run on the crests of the seas,
As the swallows brush in the wave...

Whence do you come? Wither do you go? Of the erring ships
Who knows the course if the space is so great?
On this Sahara the coursers raise dust,
Gallop, soar, but leave no trace.

Happy he who can, there, at fhis hour,
Feel this panel's magesty!.. .
Belowthe sea... abovethe firmament! ...
And in the sea and in the skythe immensity!

Oh! what sweet harmony the breeze brings me!
What soft music sounds far off!
My God! how sublime an ardent song is
Floating at random on the endless waves!

Men of the sea! Oh rude mariners,
Toasfed by the sun of the four worlds!
Children whom the tempests warmed
In the cradle of these profound abysses!

Wait! ... wait! ... let me drink
This savage, free poetry.. .
Orchestra — is the sea, which roars by the prow
And the wind, which whistles in the ropes.

Why do you flee thus, swift barque?
Why do you flee the fearless poet?
Would that I could accompany the furrow
You sow in the seamad comet!

Albatroz! Albatroz! Eagle of the ocean,
You who sleep in the gauze of the clouds,
Shake your feathers, leviathan of space
Albatroz! Albatroz! give me those wings.

II
What does the sailor's cradle matter,
Or where he is the son, where his home?
He loves the cadence of the verse
Which is faught him by the old sea!
Sing! Death is divine!
The brig slips on the bowlineLike a swift dolphin.
Fast to the mizzen mast
The nostalgic flag points
To the waves it leaves behind.
From the Spanish, chants
Broken with languor,
They recall the dusky maidens
The Andalusians in flower!
From Italy the indolent son
Sings of sleeping Venice,
— Land of love and treachery,
Or from the gulf in its lap
Recalls the verses of Tasso
Close to the lava of the volcano.

The Englishmancold mariner
Who from birth found himself at sea
(Because England is a ship,
Which God anchored in the Channel),
Stern, he intoans his countryls glories
Remembering, proudly, histories
Of Nelson and of Aboukir.
The Frenchmanpredestined
Sings of the triumphs of the past
And the laurels to come!

The Hellenic sailors,
Whom Ionian space created,
Beautiful dark pirates
From the sea that Ulysses cut,
Men that Phydias seulped,
Are singing in the clear night
Verses that Homer moaned...
Sailors from all lands,
Know how to find in the waves
The melodies of the skies!. . .

III
Descend from the immense space, oh eagle of the ocean,
Descend more... even more.. . human glance cannot
Like yours plunge into the flying brig!
But what is it I see there... What picture of bitterness
It’s funeral song! ... What tetric figures! ...
What an infamous vile scene!... My God! my God! What horror!

IV
It was a dantesque dream.. . the deck
Great lights redenning its brilliance,
Bathing it in blood.
Clang of irons. .. snap of whip ...
Legions of men black as the night
Horrible dancing...

Black women, holding to their breasts
Scrawny infants whose black mouths
Are watered by the blood of their mothers:
Others, young, but nude and frightened,
In the whirlwind of specters drawn
From anxiety and vane resentment!

And the orchestra laughs, ironic, strident...
And from the fantastic circle a serpent
Spirals madly...
If the old man cringes, slips to the ground,
You hear shouts... the whip cracks.
And they fligh more and more.

Prisoned in the bars of a single jail
The famished multitude shudders,
Aud weeps and dances!
One is delirious from rabies, another is going mad,
Another, bruttish from martyrdom
Sings, groans, and laughs!

Meantime the captain commands the maneuver
And after gazing at the sky which unfolds
So pure over the sea,
Cries out of the gloom of dense obscurity,
"Shake out the whip, mariners!
Make them dance, more!..."

And the orquestra laughs ironic, strident...
And from the fantastic circle a serpent
Spirals madly...
Like a dantesque dream the shadows fly!
Shouts, ahs, curses, embodied prayers!
And Satan laughs! ...

V
Lord God of the unfortunate!
Tell me Lord God!
If if is madness... or truth
So much horror under the skies?!...
Oh sea why do you not erase
With the sponge of the waves,
Your mantle, this blot?...
Stars! Nights! Tempests!
Roll down from the immensity!
Sweep the seas, typhoon!

Who are these unfortunates
Who do not find in you,
More than the calm laughter of the band
Which excitcs the torturers to fury?
Who are they? If the star hushes,
If the oppressive space slides by
Like a furtive accomplice,
Before the confused night
Say it severe Muse
Free, audacious Muse! ...

They are the sons of the desert,
Where the land espouses the light
Where in the open spaces lives
A tribe of nude men. . .
They are daring warriors
Who with the, spotted tigers
Combat in the solitude.
Yesterday simple, strong, brave...
Today miserable slaves,
Lacking air, light, reason.

They are disgraced women
Like Agar was also,
Who thirsty, weakened,
Come from far far off...
Bringiiig with tepid steps,
Children and irons on their arms,
In their soulstears and gaul. . .
Like Agar suffering so much
That not even the milk of lament
Have they to give Ismael.

Off there on the limitless sands,
From the palms of the country,
They were bornbeautiful children,
They livedgentle maidens.. .
A caravan goes by one day
When the virgin in the cabin
Apprehensive from the veils of night
... Good-bye mountain hut,
... Good-bye palms of the fountain!
... Good-bye, loves... good-bye!

Afterwards, the extensive sands
Afterwards, the ocean of dust.
Afterwards, on the immense horizon
Deserts... deserts only...
And hunger, the tiredness, the thirst...
Oh how many unfortunates give up,
And fail to rise no more! ...
A place in the chain vacates,
But the jackal on the sand
Finds a body to gnaw.

Yesterday Sierra Leôa,
The war, the chase, the lion,
Sleep slept carelessly
Under the tents of amplitude!
Today the dark, deep hole
Infected, cramped, loathsome
Having the plague for a jaguar...
And sleep always broken
By death rattles
And the thud of corpses into the sea. . .

Yesterday full liberty,
Will for power...
Today... the peek of malice
They are not even free to die...
The same chain binds them
Lugubrious iron snake
In the threads of slavery.
And so humming of death,
The lugubrious cohort dances
To the sound of the lash ... Humiliation!. . .

Lord God of the unfortunate!
Tell me, Lord God,
Am I delirious... or is it truth
So much horror under the skies?! ...
Oh sea, why don't you crase
With the sponge of the waves,
Your mantle, this blot?
Stars! nights! tempests!
Roll down from the immensity
Sweep the seas, typhoon!

VI
A people exists that lends its flag
To cover so much infamy and cowardice!.
Transforming it in that feast
Into the impure mantle of a cold bacchante! ...
My God! my God! but what flag is this,
That impudent floats from the truck?
Silence, muse... weep, weep so much
That the standard may be washed, by your grief! ...

Green-gold pendant of my land,
That the breeze of Brazil caresses and unfurls
Standard that in the light of the sun encloses
Promises of divine hope...
You, who in the liberty after war,
Were hoisted by heroes on the lance,
Rather that you had been torn in battle
Than serve a people as a shrowd! ...

Atrocious fatality which overwhelms the mind
Extinguish this hour loathsome brig
The furrow that Columbus opened in the waves,
Like an iris in the depth of the seas!
But this is too much infamy! ... From the ethereal regions
Rise, heroes of the New World!
Andrada! Rip that pendant from the air!
Columbus! Close the portais of your seas!

Vertaling: DAVID BARNHART

John Keegan Casey, Ierland (1846-1870)



John Keegan Casey werd geboren in Milltown, County Westmeath als zoon van een onderwijzer op het hoogtepunt van de grote hongersnood in 1846. Acht jaar later verhuisde het gezin naar Gurteen, nabij Ballymahon in County Longford, alwaar zijn vader hoofd werd van de lokale school.

Als tiener werkte hij als assistent van zijn vader. Er werd dan ook aangenomen dat hij zelf ook onderwijzer zou worden, maar duidelijk teleurgesteld door het ontbreken van een nationalistisch karakter in de aangeboden lesmaterialen, zag hij daar vanaf en wijdde zich liever aan het schrijven van poëzie.

Het was in deze periode dat hij zijn bekendste werk schreef, The rising of the moon over de Ierse opstand in 1798. Casey was amper vijftien toen hij het schreef.

Rising of the moon

"Tell me, tell me, Sean O'Farrell, tell me why you hurry so?"
"Hush me bhuachail, hush and listen," and his face was all aglow
"I bear orders from the captain, get you ready quick and soon
With your pike upon your shoulder for the rising of the moon"

"Tell me, tell me, Sean O'Farrell, where the gatherin' is to be?"
"Near the old spot by the river, right well known to you and me"
"One more thing, the signal token?" "Whistle up the marching tune
For our pikes must be together by the rising of the moon"

Out from many a mud-walled cabin, eyes were lookin' through the
night
Many a manly heart was throbin' for the blessed morning light
A cry arose along the river, like some banshee's mournful croon
And a thousand pikes were flashing by the rising of the moon

All along the shining river one black mass of men was seen
And above them in the night wind floated our immortal green
Death to every foe and traitor. Onward, strike the marching tune
And hurrah me boys for freedom, it's the rising of the moon

Well they fought for dear old Ireland, and full bitter was their fate,
Oh what glorious pride and sorrow fills the name of ninety-eight.
But thank God e'en now are beating hearts in mankind's burning noon,
Who will follow in their footsteps, at the rising of the moon.

(dit is slechts één van de versies die ik tegenkwam)





Toen zijn werk steeds populairder werd vertrok hij naar Dublin alwaar hij een actieve rol begon te spelen binnen de Fennian beweging. Daarnaast schreef hij veelvuldig voor The Nation onder het pseudoniem Leo

In 1866, publiceerde hij de bundel A Wreath of Shamrock. De meeste gedichten die daarin waren opgenomen verschenen eerder in onder andere The Nation. Naar gelang het boek bekender werd, werd hij ook steeds vaker gevraagd als spreker voor grote bijeenkomsten in Dublin, Londen & Liverpool. Dit alles in aanloop naar de grote opstand

Toen de opstand echter werd neergeslagen door de Engelsen, werd Casey zonder enige vorm van proces gevangen gezet en zat hij acht maanden in Mountjoy Prison te Dublin. Hij werd weer vrijgelaten in de veronderstelling dat hij zou vertrekken naar Australie, maar daar dacht Casey duidelijk anders over en dook onder in Dublin, alwaar hij in het geheim verder ging met het schrijven en publiceren van zijn werk.

Het verblijf in de gevangenis had zijn gezondheid echter geen goed gedaan, en hij overleed twee jaar later op 17 maart 1870 aan de gevolgen van Tuberculose. Maar niet nadat hij ij 1869 nog een tweede bundel getiteld : "The rising of the moon" het licht had laten zien.
Hij werd begraven op Glasnevin Cemetery. Volgens de kranten zouden tussen de 50 en 100.000 belangstellenden zijn afscheid hebben bijgewoond.