15.07.1815 te Vlissingen
24.09.1849 te Amsterdam
Werd geboren als zoon van François Adriaan Brouwenaar en Anna Maria Drubbels te Vlissingen, waar hij als beeldhouwer werkzaam was op de toenmalige rijkswerf. Hij vertrok naar Brussel om zich aldaar toe te leggen op de beeldhouwkunst, een roeping die hem later naar Amsterdam bracht, alwaar hij een gooi wilde doen naar de prijs der academie van Beeldende kunsten. Hoewel hij zeer getalenteerd was worstelde hij sterk met de gedachte dat hij nooit de erkenning zou krijgen die hij verdiende. Hierdoor raakte hij zodanig uit balans dat hij verschillende pogingen ondernam zich van het leven te beroven. Toen hem de Prijs in 1849 werd toegekend, overleed hij.
In de periode dat hij in Brussel woonachtig was (1845-1848) liet hij ook op literair gebied van zich spreken, en publiceerde in verschillende (Nederduitsche) tijdschriften, waaronder een vertaling van Byrons Manfred, een gedeelte van Tasso's Verlost Jeruzalem, en van enkele Franse en Hoogduitse gedichten. Daarnaast vervaardigde ook een uitgebreid oorspronkelijk gedicht getiteld: Lodewijk XIV in de Nederlanden, waarvan een fragment in het Nederd. Letterk. Jaerb. voor 1847 voorkomt.
Zijn poetische nalatenschap werd in 1855 door JJL ten Kate uitgegeven onder de titel "Nagtglas, Levensberichten"
Eenzaamheid
Voor de eerste maal schijnt de eenzaamheid mij zoet
want als de vroegste jeugd van ons gemoed,
de kindsheid, met haar blondgelokte haren
en lichtgewaadvol zoete rozengeur,
ver achter ons verdwenen is, ontwaren
we aan de andre zijde van haar gulden deur
de zwijgende vrienden der rijper jaren,
de heilige hemeldochter, de eenzaamheid!
Zij eist haar deel aan lijden. liefde en leven;
en schenkt het hart, dat van verukking schreit,
een vreugd zo zoet, een weemoed zo verheven,
als nooit weleer de wufte dartelheid
gedroomd had, dat haar schaduw ons kon geven!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten