De jonggestorvene
Gij moest zoo vroeg van deze wereld scheiden
die gij bemindet schoon haar smaad u sloeg,
van al de droomen die uw jong verblijden
nog ongerept en woordloos in zich droeg.
En toch toen dood u 't koele bed kwam spreiden
spraakt gij geen woord dat om een troostwoord vroeg, -
bereid als een die lang en schoon mocht strijden
zeidet gij zacht: ‘Weent niet, het was genoeg.’
Gij wist: - wij zwerven door dit vreemde leven
bij vreugdes dag, bij droefheids duistren nacht,
zoekend het woud waar liefdes klanken beven;
maar eens vermoeid van aller dingen pracht
vinden wij wat ons streven is gebléven:
stiltes vallei daar 't vredig is en zacht.
© Johan Gustaaf Danser - uit: Ontmoetingen (1917)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten