maandag 7 september 2009

Ben Bowen, Wales (1878-1903)



Ben Bowen werd geboren op 19 oktober 1878 te Treorchy, Rhondda als zesde kind van Thomas & Dinah Brown. hij volgde zijn opleiding aan Treorchy Board School, Pontypridd Collegiate School, en Cardiff University College.

Werkzaam in de mijnbouw zag hij in de poëzie een mogelijkheid om aan zijn dagelijkse bestaan te ontvluchten. Beïnvloed door de dichters die hij las begon hij reeds op jonge leeftijd zelf ook te schrijven. Op zijn achtiende won hij verschillende poezie prijzen, en verwierf hij zich de titel van belofte binnen de literaire cirkels te Wales. in 1897 verliet hij de mijnen om zich op te storten op het priesterschap. In datzelfde jaar publiceerde hij een kleine bundel gedichten met de titel "Durtur Y Deffro" In juli 1899 kreeg hij zodanige last van zijn gezondheid, waardoor hij niet in staat bleek zijn eerste jaar succesvol af te ronden.

In 1900 trok hij de nodige aandacht met zijn gedicht "Pantycelyn". (die ik vooralsnog jammer genoeg nog niet heb weten te traceren) In de periode 1901-1902 verbleef hij in Zuid Afrika, alwaar hij veel bleef schrijven, zowel poëzie als artikelen over religie, kunst & wetenschap. Aangezien hij in die artikelen verschillende malen zijn vraagtekens plaatste bij de wijze waarop het geloof geïnterpreteerd en ten uitvoer werd gebracht, werd hem bij terugkeer in Wales een halt toegeroepen door de kerk en krijg hij te horen daar niet langer welkom te zijn. Ondertussen ging het steeds slechter met zijn gezondheid. Hij overleed op 16 augustus 1903 te Ton Pentre.

Louis Boumal, Belgie (1890 - 1918)



Louis Boumal werd geboren te Luik op 11 Mei 1890 en overleed tengevolge van de Spaanse Griep op 29 Oktober 1918 te St.Michiels-Brugge.

Hij studeerde filosofie en literatuur aan de universiteit van Luik. Na zijn studies wordt hij Rethorica Professor aan het Atheneum van Bouillon.

Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog maakt hij deel uit van het Belgische leger,hij wordt in 1916 onderscheiden met het Oorlogs-Kruis,en posthuum in 1919 met de medaille van de overwinning en in 1921 benoemd tot Ridder in de Leopoldsorde met Palm.

Veel van zijn gedichten schreef hij aan het front,te Calais,te Alverdinghe of te De Panne,en hebben dan ook een karakter van een zekere neerslachtigheid.

In 1917 heeft Louis Boumal achter het front,samen met de dichter Lucien Christophe,de componist Georges Antoine en de Prof.Marcel Paquot,een Poëzietijdschrift opgericht,

donderdag 3 september 2009

Christo Botev, Bulgarije (1847-1876)




Christo Botev werd op 24 december 1847 te Kalofer, Bulgarije geboren als zoon van een schoolmeester, die was opgeleid in Rusland en zelf ook schreef en vertaalde.

In 1863 werd Botev naar Odessa gestuurd om te studeren, maar hij toonde weinig interesse in zijn studie. Hij verdiepte zich liever in het werk van socialisten & anarchisten zoals Charles Fournier, Saint Simon, Proudhon, Nakunin & Marx en ontwikkelde radicale sociale ideeën , waardoor hij op een gegeven moment niet langer meer welkom was als student te Odessa.

Hij verliet Bulgarije (Toen nog een Turkse Provincie) op 17 jarige leeftijd en leefde in Rusland, alwaar hij onder andere werkte als onderwijzer in kleine boerengemeenschappen, maar werd ook daar gesommeerd te vertrekken vanwege zijn stevige speeches tegen het sociale onrecht.

Hij keerde terug naar Kalofer alwaar hij geregeld de klassen van zijn vader overnam. Maar hetzelfde verhaal herhaalde zich ook hier. Zijn kritische ideeën werden niet door een ieder gedeeld & vertrok wederom naar Rusland, om uiteindelijk in Roemenie te belanden, alwaar hij zich aansloot bij een groep van Bulgaarse verbannelingen. Hier richtte hij verschillende bladen op. Zijn journalistieke werk was vooral gericht op de Nationale zaak en revolutie. Gedurende zijn tijd in Roemenie, waar hij betrokken was bij het Bulgaars revolutionair comité, die het plan hadden opgevat om Bulgarije te bevrijden doormiddel van een opstand & bijgestaan door militaire groepen die in het buitenland werd opgeleid.

Op zijn 25e werd hij voorzitter van het Bulgaars revolutionair comité in Boekarest & publiceerde zijn eerste boek in 1875.

Een jaar later werd hij vermoord in het westen van Bulgarije (nabij Vola) waar hij als leider van 200 revolutionairen heen was getrokken om tegen de Turkse troepen te vechten.

Botev schreef niet meer dan 22 gedichten, maar deze worden nog steeds gelezen. Daarnaast schreef hij een enorme hoeveelheid aan essays & politieke artikelen.

dinsdag 1 september 2009

Lauro de Bosis, Italie (1901 - 1931)



Lauro de Bosis werd geboren op 9 december 1901 te Rome als zoon van de dichter Adolfo de Bosis, die tevens de werken van Homerus, Shelley & Walt Whitman in het Italiaans vertaalde, & Lillian Vernon. Daarnaast was zijn vader redacteur van een van de belangrijkste literaire periodieken van die tijd, "Il Convito". Hierdoor was het dan ook niet meer dan normaal dat er continu prozaïsten, dichters en andere literatoren bij het gezin de Bosis, waarvan Lauro de jongste was, over de vloer kwamen.

Hij studeerde klassieke talen, scheikunde, filosofie & antropologie & doceerde te Harvard. Op zijn twintigste had hij reeds drie Griekse tragedies vertaald in het Italiaans.

In 1927 schreef hij zijn eigen Poëtische Drama " Icaro" waarvoor hij in 1929 (?) te Amsterdam een Olympische medaille ontving in de categorie poëzie. Verder stelde hij in deze periode voor the Oxford University Press The Golden Book for Italian Poetry samen & keerde hij weer terug naar Italie alwaar hij in 1928 een van de medeoprichters van een antifasistische alliance was.

Hij overleed op 3 oktober 1931 toen het vliegtuig waarmee hij anti-fascistische pamfletten boven Rome had uitgestrooid neerstortte voor de kust van Corsica. Zijn lichaam is nooit teruggevonden. Sommige bronnen spreken van zelfmoord. Voornamelijk aangezien hij op de ochtend van die derde oktober een document, getiteld: "Het verhaal van mijn dood" naar een vriend in Brussel had gestuurd, met het verzoek deze te laten publiceren indien hij niet meer terug zou keren. Of was het niet veel meer dan een slecht voorgevoel.

Maria Bosch, Nederland (1741-1773)



08-01-1741 Amsterdam
19-11-1773 Amsterdam

Maria Bosch was het derde en laatste kind van Olphert Bosch (1689-1757), makelaar, en diens derde vrouw Jacomijntje van der Horst (1697-1778). Zelf zou ze ongetrouwd blijven.

Haar ouders behoorden tot de vrijzinnige doopsgezinde gemeente van ’t Lam en de Toren, waar behalve Maria ook haar twee broers werden gedoopt. In februari 1769 liet de toekomstige schrijfster en dichteres Agatha Deken zich inschrijven bij de gemeente van ’t Lam en de Toren en mogelijk heeft Maria Bosch haar daar leren kennen. Maria’s eerste gedicht voor Agatha is uit 1769. Vanaf 1770 was Agatha Maria’s ‘compagne’ en woonde zij in bij de familie Bosch. Ook verzorgde zij Maria, die wegens een zwakke gezondheid geregeld aan bed gekluisterd was. Bijna vier jaar lang schreven ze samen gedichten.

Niet de vriendschap tussen Maria Bosch en Agatha Deken, maar het stoffelijk bewijs daarvan, neergeslagen in hun gezamenlijke bundel Stichtelijke gedichten (1775), is de voornaamste reden dat ook Bosch’ naam aan latere generaties is overgeleverd. Bosch’ aandeel in deze door Deken na Maria’s dood samengestelde bundel is bescheiden. Niet alleen kwantitatief: haar verzen vullen 78 van de 420 pagina’s (23 gedichten, inclusief een die ze samen geschreven hadden), maar ook kwalitatief: een beperkt woordarsenaal, vaak terugkerende identieke beeldspraak, rijmparen en zinswendingen.

De vroegste gedichten van Maria Bosch dateren uit 1768: Naast poëzie waarin de plichten van een christen worden beschreven en vermeende verzakers daarvan streng worden toegesproken bevat de Stichtelijke gedichten ook verzen die zijn geënt op de wekelijkse godsdienstbeoefening. De helft van Bosch’ gedichten bestaat uit gelegenheidsgedichten, waarin ze met name verjaardagen aangreep om haar genegenheid voor de ander te verwoorden. Met name in dit type poëzie blijkt Bosch zich vanaf 1770tot en met haar laatste gedicht van 10 december 1772 als dichteres te ontwikkelen. Ze schreef steeds makkelijker, kreeg een lossere toon en bracht vaker haar eigen gedachten onder woorden, óók over andere dan godsdienstige onderwerpen.

Het meest gepassioneerd echter zijn Maria’s verzen voor haar vriendinnen Maria en Femmina Bavink en Agatha Deken. Zij voelden zich door liefde, deugd en godsdienst onverbrekelijk, ‘met ziel en zinnen’ verbonden. Keer op keer bonden ze de strijd aan om hun diepgevoelde ‘zustermin’ niet door driften te laten overheersen. Of zoals Bosch voor Deken dichtte: ‘Wij zijn veréénd van hart, veréénd in wil en pogen./ Welaan, mijn hartvriendin,/ Wie ’k als mij-zelf bemin!/ Kom, vestig nevens mij op ’s hemels vreugd uwe ogen’ (stichtelijke gedichten 145)

Maria Bosch moet regelmatig op het randje van de dood hebben vertoefd. Zo dichtte Deken in 1770 voor Bosch’ verjaardag: ‘Schep moed, vriendin! Nog weinig dagen,/ En ’t strijdend leven is voorbij./ Waarom toch zoudt gij hooploos klagen?/ Haast leeft gij eeuwig vrij en blij’ (Stichtelijke gedichten, 163). Een jaar later klonk het: ‘Maria zal met de englen zingen,/ In ’t eeuwigdurend rijk’ (idem, 192). Maar pas in november 1773 was Bosch’ strijd gestreden. Uit Dekens uitvoerige verslag-in-dichtmaat ‘over het zalig afsterven van Maria Bosch’ (idem, 397-420) blijkt dat zij overleed aan ‘kinderpest-vuur’ (kinderpokken?). Op zaterdag 27 november 1773 werd Maria Bosch begraven op het Noorderkerk-kerkhof.

Gedichten van Maria Bosch zijn opgenomen in enkele poëzie-bloemlezingen, meest recent nog door Gerrit Komrij (1986). Pas sinds de jaren negentig van de twintigste eeuw is er aandacht voor Maria Bosch zelf. Tot die tijd werd ze consequent tegenover Deken geplaatst en behandeld als haar mindere in dichtkwaliteit.

Maria Bosch en Agatha Deken, Stichtelijke gedichten (Amsterdam 1775), die hier in zijn geheel is na te lezen.

bron : http://www.inghist.nl/